- slaapje
- slaapje1{{/term}}〈het〉1 (petit) somme 〈m.〉 ⇒ 〈na middageten〉sieste 〈v.〉♦voorbeelden:1 een slaapje doen • faire un petit somme〈kinderen〉 slaapjes doen • faire dodo————————slaapje2, slapie{{/term}}〈het〉1 [m.b.t. hetzelfde bed] voisin 〈m.〉, voisine 〈v.〉de lit2 [m.b.t. dezelfde kamer] camarade 〈m.+ v.〉de chambre ⇒ 〈leger〉camarade 〈m.〉de chambrée
Deens-Russisch woordenboek. 2015.